Duurzaam metaal - in hart en ether

 

De woorden van Friedrich Nietzsche (Duits filosoof uit de 19e eeuw en een van de invloedrijkste moderne denkers) weergegeven, zou het leven zonder muziek een totale mislukking zijn. Hij ging zelfs zover dat hij zei dat mensen die niet van muziek hielden volgens hem niets meer dan verstandloze beesten waren. Deze hooggeplaatste criticaster van zijn eigen tijd had dan wel nog nooit met de aanzienlijk afwisselende hedendaagse muziekgenres te maken gehad, maar het geeft wel aan hoe gefascineerd grote denkers zich al sinds de oudheid hebben verbonden met deze waardevolle esthetische ervaring van muziek. Volgens Arthur Schopenhauer (nog zo’n uitgesproken groot denker uit de 19e eeuw) staat nadenken over muziek in nauw verband met het ‘geheim van de wereld’ en is datgene wat het zo bijzonder maakt het gegeven dat een bepaalde emotie in muziek niet de gevoelens van één persoon (de componist) overbrengt, maar de emotie ‘an sich’ bij mensen losmaakt.

Emotie. Als ik, ondergetekende, iets zoek in muziek is het wel een minimale fractie van dit fenomeen. Muziek is een buitengewoon, betoverend verschijnsel dat gevoelens kan verklaren die alle grenzen van taal en cultuur overschrijdt. Doe me een lol, en bespaar me de inhoudsloze en oppervlakkige mengelmoes van geluiden dat als sop en doorgekookte kost steeds weer opnieuw geserveerd wordt op de commerciële radiostations – oké, enkele uitzonderingen daargelaten. Plato (opnieuw een peinzende wijsgeer  uit een heel ver verleden) zou me er nu op hebben geattendeerd dat er geen juiste of onjuiste manier van muziek zou bestaan, zolang men er maar plezier in had. Het spijt me, maar ik kan het gewoonweg niet opbrengen om enig plezier te beleven aan hedendaagse zogenaamde popsongs, die niet gemaakt zijn met de intentie om te ontroeren of te ontspannen, tot denken aan te zetten of te motiveren (misschien enkel om op te bewegen) en die murw worden gedraaid totdat ze je oren uitkomen – al deed ik nog zo mijn best. Daarentegen weet dit armoedig gedruis wel nog enige emoties in me op te wekken, namelijk irritatie en afkeer. Toegegeven: ik hekel de muzikale voorkeur van anderen, die wellicht de mijne verafschuwen (iets wat wetenschappelijk best ingewikkeld te verklaren schijnt te zijn). Over smaak valt nu eenmaal niet te twisten, laten we maar zeggen. Desondanks is het uitermate jammer - of beter gezegd: betreurenswaardig - dat de mainstream voorkauwende media veel aandacht besteedt aan emotieloze, ongeïnspireerde eendagsvliegen en zoveel ongekend talent die de wereld rijk is links laat liggen.

Er is overigens geen scene die zo structureel genegeerd wordt als de metalscene. Voor velen niet meer dan een agressieve cumulatie van vervormd lawaai en geschreeuw (opnieuw kwestievansmaak-geval). Maar er bestaan ook nogal wat misverstanden en vooroordelen over metal. De misverstanden betreffen vaak racistische en homofobe bands en duivelaanbidders die kerken in de fik steken – nuja, in elk assortiment zitten weleens rotte appels. Deze bedorven vruchten even terzijde: Wat mij betreft is er geen enkel ander genre waarin emoties zo expliciet en geraffineerd worden geuit als in dat van metal. Weliswaar zijn de emoties in de extreme metalwereld van een ander kaliber – meestal gebaseerd op pijn, frustratie en verdriet –, het neemt niet weg dat het met volle overgave en zelfopoffering wordt gepresenteerd. Zware metal creëren is hard werken!

Met exceptioneel uithoudingsvermogen slaat de drummer een uitbarsting van ingewikkelde patronen, met resolute snelheid en buitengewone precisie, leiding gevend aan de rest van de band: minstens een paar gitaristen, die vingervlug met razendsnelle riffs en innovatieve solo’s de sonische kern van een song creëren en een prominente bassist, wiens taak het is om de ‘roots’ van de akkoorden te benadrukken met een cruciaal low-end sound. Niet te vergeten de leadsinger en frontman (of frontwoman – om geen emancipatie te ontafschuiven) die, als een gekwelde ziel, zingend – dan wel schreeuwend of ‘gruntend’– zichzelf blootlegt in vlijmscherpe teksten over, tja, van alles eigenlijk; existentiële vertwijfeling, onvrede in de wereld, en ja, ook over liefde – om maar wat op te noemen. Vooral de live optredens, waarbij het harde werken, de onuitputtelijke professionaliteit en artistieke vaardigheden van de muzikanten ultrasynchroon en onverholen ten tonele wordt gevoerd zijn doorslaggevend voor succes. Weet trouwens dat ik geen ‘die hard’ metalhead ben. Ik heb een veelzijdige smaak in allerlei soorten muziekgenres – zo kan ik compleet losgaan op propere hardtrance tijdens een workout  in de sportschool, en ik ga helemaal prat als ik er eenmaal over begin hoe fraai ik de eenzame pianoflarden van Joep Beving vind. Ik houd niet steevast van álles wat met de enorm brede metalcultuur gepaard gaat, hoor. Iets moet mij gewoon raken.

En iets raakte mij dit jaar (lees: ik was met stomheid geslagen, alsof mijn brein, door schok getroffen, een tijd lang niet meer in staat was om een voltallig woord eenvoudig uit te brengen) toen ik, surfend over het internet, stomtoevallig kennismaakte met het ‘best bewaarde geheim uit Oekraïne’: Jinjer. Ik moest mijn kin van de grond rapen nadat ik de (onderstaande) clip op YouTube had afgekeken van een live optreden op Wacken Open Air 2019, waarin een bloedmooie zangeres met diepzwarte lange haren en in een gouden jumpsuit, haar indrukwekkend diepe grunts uitspuugde, om vervolgens met ogenschijnlijk gemak van een brullende demon in een engel te transformeren toen ze ineens feilloos puntgave hoge noten de lucht in slingerde, en dat terwijl ze met een niet te temmen hartstocht dansend en headbangend over het podium stuiterde. Het deed me bijna vergeten hoe goed de rest van de band hun instrument meester was. De drummer sloeg op punt,  de riffs van de gitarist waren ongeëvenaard en de bassist speelde fenomenaal – met zijn ‘two-hand tapping’ techniek en het ongewoon snelle plukken aan de snaren leek hij zijn instrument volledig onder controle te hebben – alsof hij het in de baarmoeder al had leren spelen.

Ik kon er met mijn hoofd niet bij dat ik nooit eerder van deze band had gehoord. Hun unieke sound is next level. De songs zijn snoeihard, technisch hoogstaand en zeer gevarieerd – ze komen gemakkelijk je oren binnen en zijn moeilijk uit het geheugen te krijgen. Maar vooral de vocals zijn fenomenaal. Met haar veelzijdige stem (die stenen pilaren met de grond gelijk kan maken), haar looks (het is net een kameleon; ze ziet er iedere keer weer anders uit) en haar indrukwekkende performance – en OMG! die intimiderende blik – is de zangeres de spil van de groep. Maar zonder haar bandmaten zou het geen perfect kwartet van ongekend talent kunnen zijn.

Ik zou en moest hen live meemaken en wist de laatste kaartjes te bemachtigen voor een concert in Dynamo Eindhoven. Wat me daar is overkomen is vergelijkbaar met een orgasme: niet exact definieerbaar, maar zich uitend in een algehele ontlading en tevredenheid. Het was – volgens de begrippen van Aristoteles (ja: filosoof, van vroeger) – katharsis wat ik voelde: zuivering en loutering van de ziel, waardoor de mens bevrijd wordt van innerlijke spanningen die eigenmachtig denken belemmeren. De show was verpletterend! De lat ligt overduidelijk hoog. Diepe buig en respect voor deze band. Voor mij was de ontdekking van Jinjer een openbaring. Deze begenadigde artiesten overtreffen wat er van hen verwacht wordt, onverdroten en vol overgave en met emotie pur sang. Of je er nu van houdt of niet: je kunt niet ontkennen dat hun muziek retegoed is – zowel technisch, alsook in de sublimiteit van de teksten. Goddank voor deze bands, en dat ze hun talent met ons willen delen, want wij hebben het ijzer in ons bloed gewoon nodig. Filosofen kunnen hun brein nog lang over het fenomeen der klanken laten bruisen: wat vaststaat is dat harde metal een voldongen feit is, waarvan de werkelijkheid en het geschied-zijn nu eenmaal besloten is. Het genre heeft een paal in de grond geslagen en een vaste plek ingenomen in het voortbestaan van de mensheid. Booyakasha!

04012020 BjornKnoops